BRAHMS – LATE KLAVIERSTÜCKE
De link naar deze livestreaming is https://youtu.be/8aC0Yr8Yio0
Johannes Brahms (1833 – 1897)
3 Intermezzi op.117 (1892)
Intermezzo in Es gr.t.: Andante moderato
Intermezzo in bes kl.t.: Andante non troppo e con molto espressione
Intermezzo in cis kl.t.: Andante con moto
7 Fantasieën op.116 (1892)
Capriccio in d kl.t.:Presto energetico
Intermezzo in a kl.t.:Andante
Capriccio in g kl.t.:Allegro passionato
Intermezzo in E gr.t.: Adagio
Intermezzo in e kl.t.:Andante con grazia ed intimissimo sentimento
Intermezzo in E gr.t.:Andantino teneramente
Capriccio in d kl.t.:Allegro Agitato
6 Klavierstücke op. 118
Intermezzo in a kl.t.: Allegro non assai, ma molto appassionato
Intermezzo in A gr.t.:Andante teneramente
Ballade in g kl.t.:Allegro energico
Intermezzo in f kl.t.:Allegretto un poco agitato
Romanze in F gr.t.:Andante
Intermezzo in Es kl.t.:Andante, largo e mesto
Brahms was een begenadigd pianist. Hij had een krachtige en virtuoze manier van spelen, die vooral in zijn vroege werken goed hoorbaar is. In zijn laatste scheppende periode als componist, vanaf opus 116, wordt zijn pianomuziek meer naar binnen gericht. In zijn opussen 116, 117, 118 en 119 is de intimiteit regelmatig zo voelbaar dat spelen en luisteren haast voelt als het bladeren in een geheim dagboek, zo doorleefd en persoonlijk zijn sommige werken.
De zeven delen van opus 116 vormen een duidelijke eenheid. Opus 117 bevat drie intermezzi met een bespiegelende, diep doorleefd karakter. Opus 118 plaatst een vurige passie naast een diepe droefheid. Die passie is mogelijk gericht op pianiste en componiste Clara Schumann, met wie hij intiem bevriend was en waarschijnlijk meer dan dat.
Brahms noemde zijn drie Intermezzi opus 117 eens ‘de wiegeliederen van mijn smart’. Alleen het eerste Intermezzo is feitelijk een wiegelied maar in karakter ontlopen de twee andere het openingsdeel niet wezenlijk. In het middendeel is de associatie van dalende tonen van de melodie met vallende tranen voor de hand liggend. Het tweede Intermezzo is beweeglijker met een middengedeelte waarin mineur en majeur elkaar afwisselen. Voor het laatste deel koos Brahms voor de zware, dieptreurige toonsoort cis mineur, niet voor niets ook de toonsoort van het langzame deel van Schubert laatste pianosonate D.960. Vooral in dit deel lijkt de naderende dood hoorbaar aanwezig.
Toen Brahms in 1892 zijn Fantasieën opus 116 componeerde, was hij bijna zestig jaar oud. Veel bekenden en dierbaren ontvielen hem in die tijd. Dit zal mede het overwegend droevige en tragische karakter van deze cyclus veroorzaakt hebben.
De Fantasiëen bevatten Capriccio’s en Intermezzi. Twee rustige Intermezzi in resp. E groot en e klein staan in het midden van de cyclus. Aan het Intermezzo in e klein geeft Brahms een zeer evocatieve aanwijzing mee: Andante con grazia ed intimissimo sentimento, De korte motieven van telkens twee achtste noten lijken zachte snikken. De twee hoekdelen zijn onstuimige capriccio’s. Het tweede deel is een Intermezzo met een Sarabande-achtig karakter. Als nummer drie vervult een gepassioneerd Capriccio de rol van Scherzo in de cyclus. De laatste maten van het laatste Capriccio roepen het ritme en de harmonieën van het eerste op. Zo wordt de cyclus als duidelijke eenheid overtuigend afgerond.
In de zes Klavierstücke opus 118 ontbreken Capriccio’s maar maken twee andere muzikale vormen hun opwachting: de Ballade en de Romance. De Ballade laat in het middengedeelte een verafgelegen toonsoort horen, E majeur, wat dit gedeelte een warme gloed verleent. Opvallend is dat de serie afsluit met een Intermezzo, dat evenmin als de titel Bagatel bij Beethoven de lading dekt. Wat ooit begon als verpozend tussenspel, werd later een niet al te zwaar zelfstandig stuk maar bij Brahms verandert ook dat overwegend luchtige karakter. Want een gemoedelijke einde is dit Intermezzo bepaald niet. Het is een onheilspellend slotdeel in de duistere toonsoort es mineur en fungeert als cliffhanger voor Brahms laatste werk voor piano, zijn 4 Klavierstücke opus 119.