De link naar deze livestreaming is https://youtu.be/ZjzCNjhVlQA
Ludwig van Beethoven (1770 – 1827)
Sonate in E gr.t. op. 14 nr.1
-Allegro
-Allegretto
-Rondo: Allegro commodo
Sonate in c kl.t. op.13 (Pathétique)
-Grave; Allegro di molto en con brio
-Adagio cantabile
-Rondo: Allegro
Sonate in G gr.t. op.14 nr.2
-Allegro
-Andante
-Scherzo: Allegro assai
———————————————————————————————————————————- Twee Sonates op.14
Waarschijnlijk waren veel adellijke dames en andere dilettanten teleurgesteld door de moeilijke speelbaarheid van Beethovens pianosonates. Met de twee sonates op.14 wilde Beethoven hen mogelijk tegemoet komen. Uit deze sonates blijkt dat Beethoven, als hij wilde, even elegant en intiem kon klinken als Haydn en Mozart. Beethoven hechtte zelf veel waarde aan deze sonates. Dat blijkt al uit het feit dat hij de eerste ervan later heeft bewerkt voor strijkkwartet.
Sonate in E gr.t. op. 14 nr.1
De Sonate op 14 nr.1 is overwegend licht en zonnig van karakter (zoals te verwachten bij de toonsoort E majeur) maar toont ook duistere mineurkanten. Zo staat het middendeel in e mineur, net als het dramatische openingskoor van Bachs Matthäus Passion. De sonate is opgedragen aan de Baroness Josefa von Braun, destijds een van zijn mecenassen. Waarschijnlijk heeft hij de sonate aangepast aan haar niet onbeperkt technisch kunnen. In het eerste deel is duidelijk te horen dat een mogelijke versie voor strijkkwartet al door Beethovens hoofd speelde. We horen al de vier strijkers, die regelmatig elkaars motieven overnemen, en de primarius die de topmelodie speelt, waarbij zijn drie collega’s voor een harmonisch gespreid bedje zorgen.
Sonate in c kl.t. op.13 (Pathétique)
Het woord ‘pathetique’ heeft bij Beethoven een andere betekenis dan ons woord ‘pathetisch’. Het verwijst naar het Griekse woord ‘pathos’, dat staat voor lijden, pijn en emotie. Deze sonate heeft sterk bijgedragen aan ons traditionele Beethovenbeeld: de lijdende kunstenaar, die strijdt tegen de goden (abstract) en de doofheid (concreet). Je kunt het werk echter ook als absolute muziek opvatten en meer focussen op de prachtige muzikale vondsten, die het werk bevat. De grootsheid en dramatiek van het stuk zijn tekenend voor Beethoven (de gedragen ‘Grave’ inleiding, de octaventremoli in de linkerhand in het eerste deel) maar er is ook verwantschap met Mozart te horen. Ook voor Mozart is de toonsoort c mineur zeer geladen: denk aan het pianoconcert KV 491 en de pianosonate KV 457. Met die laatste sonate heeft de Pathétique een sterke verwantschap. Ook voor Beethoven is c mineur een belangrijke toonsoort, waarin hij een aantal sleutelwerken componeerde: de vijfde symfonie, het eerste pianotrio, het derde pianoconcert en de laatste pianosonate op.111 getuigen daarvan. Net als bij Mozarts c klein sonate KV 457 staat ook bij Beethoven het middendeel in de rustige toonsoort As majeur. In dit deel wordt zelfs letterlijk geciteerd uit Mozarts middendeel. Beide sonates zijn sterk symfonisch gedacht. De tremoli (snelle octaafsprongen) in de linkerhand zijn eerder orkestraal dan pianistisch. De finale staat weer in mineur, in die tijd vrij ongebruikelijk voor een laatste deel. Voor Beethoven is een happy ending niet vanzelfsprekend, zoals we in zijn allereerste pianosonate al hoorden. Overigens eindigt Mozart in zijn twee mineur klaviersonates evenmin in een opgewekt majeur! Opvallend is wel, dat ondanks het mineur-karakter de finale licht van toets is, net als de finale van het derde pianoconcert dat eveneens een dramatisch openingsdeel kent. Kennelijk vond zelfs Beethoven twee dramatische hoekdelen te veel van het goede.
Sonate in G gr.t. op.14 nr.2
De duistere kanten van op.14 nr.1 ontbreken in op.14 nr.2 vrijwel geheel. G majeur is dan ook een lenteachtige toonsoort. In het eerste deel is de waargenomen puls vaak anders dan het aangegeven metrum: je lokaliseert de eerste tel op een andere plek dan die van de genoteerde eerste tel. Die dubbelzinnigheid heeft Beethoven ongetwijfeld bewust aangebracht. Het middendeel van op.14 nr.2 is een thema met variaties. De tweede variatie lijkt vooruit te lopen op Chopins Etude in a kl. op.25 nr.4! De finale is een Rondo, al staat er ‘Scherzo’ boven. Ook hier worden we metrisch voortdurend op het verkeerde been gezet. Het stuk heeft een 3/8 maat maar je hoort veelvuldig groepjes van twee zestienden (in de opening bijvoorbeeld). Het effect is amusant en verklaart de titel van dit slotdeel.