Verslag van Marcels tournee door Sri Lanka en door India
21 november 2005
Twee jaar zijn we bezig geweest met de voorbereidingen om India en Sri Lanka muzikaal te bereizen en nog, zo horen we bij het inchecken, zijn we maar standby-passagiers op de vlucht naar Bombay. Een slecht voorteken? Het aantal geïnteresseerden in westerse muziek op dat subcontinent is ook nog eens beperkt, de Indiase klassieke muziek kent een sterke traditie, die zich nauwelijks door die van het westen heeft laten beïnvloeden. Maar een paar uur later ben ik met fluitiste Eleonore Pameijer en mijn levensgezel Cara toch op weg en na nog eens 8 uur - en een zonderling tijdsverschil van vier en een half uur- op het chaotische vliegveld van Bombay ofwel Mumbai. Door een labyrinth van onduidelijke gangetjes en trappen moeten we met alle bagage onze vlucht naar Sri Lanka zien te vinden. We hebben al een pakje roepies op zak en uit onze monden komen volgens mij vlammetjes van de eerste Indiase hapjes. De stewardessen bij Sri Lanka Air lijken fotomodellen.
22 november
6:50 u, Colombo. De sfeer van de tropen, de geuren, het knallende groen, het trage lopen, het leven langs de weg - dat was te verwachten. Onverwacht is de kletterende regen, die na 24 uur een aantal wegen al onbegaanbaar heeft gemaakt. Onze chauffeur, die ons naar Kandy zal brengen, de tweede stad van Sri Lanka, moet al snel omdraaien en een alternatief vinden. We zien ondergelopen winkels en mensen, die, tot de knieën in het water, in hun deuropening gelaten voor zich uit staren. Eenmaal in de heuvels kunnen we doorrijden. Kleine banaantjes en cashewnoten, verkocht door lachende mensen langs de weg, vormen ons ontbijt. Via een weg, die rijkelijk bedeeld is met potholes, bereiken we het huis van Bridget, piano- en viooldocente, tevens koordirigent, een duidelijk baken in het muziekleven hier. Het artistieke huis van haar en echtgenoot Ashley, vorstelijk gelegen in de groene bergen, is een zoete inval van leerlingen, die zonodig een uur wachten of alvast beginnen met monotone oefeningen op de piano. Er staan er maar liefst drie trouwens, geen van alle erg bijzonder, maar het is al erg luxe om op mijn logeerplek te kunnen spelen. Dat doe ik dan ook na de lunch tot de stemmer me verdrijft en me een excuus geeft om op het balkon te lezen en te proberen om niet gejetlagged in slaap te vallen. Alles voelt hier vochtig. Deuren sluiten niet en onze muziekboeken zijn allemaal al stevig omgekruld.
Tijdens de middagrust bedenk ik, dat onze organisatoren kortgeleden nog hebben voorgesteld onze tournee uit te stellen. Er zijn net presidentsverkiezingen geweest, gewonnen door de kandidaat, die een harde aanpak van de Tamiltijgers voorstaat en men was bang, dat het in de nasleep op het eiland wel eens onrustig zou kunnen worden. Tot nog toe is daar niets van te merken.
Later in de middag bezoeken we een Hindutempel, een voorstelling met traditionele Srilankaanse dansen met opwindend slagwerk en de ‘Temple of the Tooth’. Vijf jaar geleden werd dit belangrijke heiligdom nog gedeeltelijk verwoest door een bom, geplaatst door de ‘tijgers’. Naar verluid wordt hier een tand van Boedha bewaard, waar men, onder dwingend getrommel, blootsvoets langsschuifelt. Dat dreigende slagwerk lijkt ritmisch veel op Ravels Bolero maar dan zonder spanningsopbouw. De oosterse muziek kan het stellen zonder ontwikkeling en zonder conflict, gevolgd door katharsis.
Na het eten speel ik met Bridget vierhandig Mozart. De geluiden van de nacht (de gekko’s met name) mogen er muzikaal trouwens ook wezen.
23 november
Cara tekent met leerlingen van Kandy’s ‘Girls High School’ ( bij thuiskomst wil ze kindertekeningen uit Sri Lanka en India exposeren)en Eleonore en ik gaan studeren voor het concert van vanavond op diezelfde school. Het is warm vandaag en we zijn wat gedesorienteerd. Maar de muziek brengt ons weer wat terug bij onszelf, al zijn de reflexen nog wat traag en is de concentratie niet optimaal.
‘s Middags leidt Maha, onze chauffeur, ons rond door de botanische tuinen. Zonder hem hadden we een aantal bijzondere vogels, twee slangen in een boom en zelfs een varaan, vast niet opgemerkt. Daarna zaalrepetitie: de aula van de school blijkt een desolate, sporthal-achtige lokatie te zijn met slechte verlichting. Gelukkig ontdekken we wat spotjes, waar we door intensief verplaatsen van de piano (een vleugel bezit Kandy niet) ook nog van kunnen profiteren. Bij terugkomst ‘s avonds is de ruimte opgeleukt met honderden witte jasmijnbloemen en zijn de spotjes gekleurd. Ons programma heet ‘Music from many lands’ en bevat naast klassiekers van Schumann, Fauré, Ravel en Poulenc ook nieuwe stukken uit Sri Lanka en Brazilië en bijdrages van eigen bodem van Sinta Wullur, Chiel Meijering en Ronald Snijders. De muziek lijkt gelukkig over te komen. De exotische vogelgeluiden bij Sinta lokken enthousiasme uit evenals de sensuele groove bij Gilberto Mendes en de Caraïbische partymuziek van Ronald. Als we al die stukken hebben gespeeld is voelbaar en zichtbaar, dat deze zaal het zonder airco moet stellen. Na afloop krijgt Eleonore een bos bloemen terwijl men mij als man een bloemenkrans omhangt, waarvan de jasmijngeur me verdooft. Later horen we, dat je geacht wordt om zo’n krans niet mee te nemen. Je moet hem zelfs niet te lang omhouden, wil je geen arrogante indruk maken.
Het eten is waanzinnig smakelijk, we zijn nog niet ziek en voor vegetariërs is het hier een paradijs. Dan is het moment toch daar om de confrontatie met kakkerlak en muskiet aan te gaan.
24 november
‘Wat zeg je nu als groet tegen personeel in een winkel bijvoorbeeld?’, vragen we Bridget aan het ontbijt. ‘Daar zeg je niets tegen!’, is het verbaasde antwoord. We zullen nog veel vaker voorbeelden van het kastestelsel meemaken, op Sri Lanka en sterker nog in India.
Maha brengt ons vanmorgen naar Colombo. Op weg daarheen bekijken we nog de Universiteit van Kandy en het aandoenlijke ‘elephant orphanage’. Daarnaast wordt in een bloedwarme hal papier gemaakt van olifantenmest. Daarna is het gedaan met de rust, het verkeer wordt alsmaar drukker en we staan voor het eerst zelfs stil voor een stoplicht. We gaan direct naar het ‘Russian Centre’, waar het concert zal plaatsvinden. Dit cultureel centrum dateert nog uit de tijd, dat het communisme op Sri Lanka de politiek domineerde. Russisch centrum, een Estoniavleugel, ik had het kunnen weten. Net zomin als je Mediterrane staan-W.C.’s kunt begrijpen is het voorstelbaar, dat iemand zo’n liefdeloos en kil muziekinstrument kan fabriceren.
We kunnen ons nog even omkleden in het huis van componist Lalanath de Silva. Aan hem hebben we de concerten op Sri Lanka te danken. We spelen zijn ‘Droplets of Music’, een vierdelige suite, gebaseerd op de Srilankaanse volksmuziek. Lalanath is ook nog een zeer gezien advocaat - van componeren kan hier echt niemand leven -, die momenteel voor de VN in Washington werkt. Hij heeft er wel voor gezorgd, dat we bij hem kunnen logeren. Er wordt voor ons gekookt, we mogen absoluut niets zelf doen en we leggen ons er voorlopig maar bij neer.
In Colombo heeft de regen zichtbaar huisgehouden. Delen van de stad staan onder water, er zijn 7 doden gevallen.
‘s Avonds blijkt de zaal volledig uitverkocht. De Ambassadestaf zorgt voor lichte plekjes in het donkere beeld vanaf het podium. De reacties zijn weer positief behalve die van drie heren, die ons na het concert verwijten, dat in Lalanaths stuk de volksmuziek vrij behandeld wordt. Aan ideeën als ‘vrijheid van de kunstenaar’ en ‘transformatie van muzikaal materiaal’ hebben ze geen enkele boodschap en de discussie verzandt.
Ik heb Bridget beloofd om bij de Ambassadeur eens te polsen of er steun vanuit de Ambassade te verkrijgen zou zijn voor de aanschaf van een vleugel in Kandy. Tot mijn verrassing wordt meteen de toezegging gedaan, dat, indien Bridget de helft van de aankoopsom bij elkaar kan werven, de Ambassade de andere helft zal financieren.
Ongelooflijk sympathiek en spontaan! Helaas alweer onze laatste nacht op Sri Lanka, die de airco van een vredig geraas voorziet. De tournee moet verder, al is een vakantiegevoel soms ook niet ver weg.
25 november
Vandaag is zo’n dag zonder veel studeermogelijkheid en dus sta ik braaf om 8:00 u op om wat te spelen, want kort daarna gaan we naar de stad. Het nieuwe parlement van Sri Lanka wordt vandaag geïnstalleerd, overal staan bewapende militairen en de enige nog toegankelijke weg naar het rommelige centrum is volkomen verstopt. Winkelen met een chauffeur, die op ons wacht, is ongewoon maar voor een keer wel heel makkelijk. We lunchen met Terry, onze Britse concertorganisator, en zijn vrouw. Ik heb chauffeur Maha ook meegenomen maar die wordt door onze gastheer met enige briefjes weggestuurd naar een andere eetlocatie.
Pas op weg naar het vliegveld zien we het mooie Colombo met imposante koloniale gebouwen. Rijdend langs de Indische oceaan beseffen we nog net dat de hoofdstad aan zee ligt.
Aan het begin van de avond komen we in Bangalore, India, aan. Het regent ook hier weer. We logeren in een keurig guesthouse, enthousiast gerund door Roepa en Sumen, twee moderne Indiase jonge vrouwen. Ze serveren zo laat nog rijst met heel scherpe curry. Ik krijg na veel gebel onze contactpersoon van Philips te pakken, waardoor althans een aantal aspecten van het concert morgen duidelijker wordt. Krabbend aan muggenbeten zwijmelen we bij een Bollywoodfilm. Wat is de wereld daarin toch overzichtelijk!
26 november
We kunnen met niemand kontakt krijgen en gaan op goed geluk naar de muziekschool. We zien de chaos van India nu bij daglicht: vrouwen in kleurige sarees dragen emmertjes met bakstenen naar een bouwplaats, overal is straathandel, auto’s, fietsen en gemotoriseerde threeweels krioelen door elkaar heen. Bangalore heet wel de ‘Garden City’ en inderdaad rijden we door brede lanen, beschut door hoge, oude bomen.
De Muziekschool is verlaten, op één teacher na en die wil ons best op de Gotrian Steinweg laten studeren. We werken vooral aan het stuk van Ganesh Kumar, de componist met wie ik veel gemailed heb, maar die ik nog niet persoonlijk ken. We zijn benieuwd wat hij van de manier vindt waarop wij de Indiase raga’s spelen. Kunnen we ons westers, lineair ontwikkelingsdenken uitschakelen en ons laten meevoeren in het circulaire verloop van de oosterse muziek?
Later maken we kennis met de fraaie verkooptechnieken van de hoffelijke Indiërs in een stoffenwinkel. Ze voelen onze wensen meteen aan, zijn ons prima van dienst, zonder opdringerig te zijn. Nadat Eleonore zich een saree heeft laten aanmeten, speelt ze Debussy’s ‘Syrinx’ in de winkel voor het voltallige personeel. Dit is een manier van fluitspelen, die ze niet kennen. Ze zijn nieuwsgierig en we vergelijken de westerse benadering met die van de Indiase muziek. Zo’n gesprek zie ik bij de HEMA nog niet gevoerd worden. Op weg naar het guesthouse lunchen we in een soort Indiase ‘Starbucks’ terwijl bedelaartjes hun neus tegen het raam drukken.
Het concert ‘s avonds in Hotel ‘Le Meridien’ is teleurstellend. Onze contactpersoon is niet geïnteresseerd. Als we de zaal binnenkomen, drie kwartier voor het concert, wordt er nog druk aan het podium getimmerd en moet de vleugel nog in elkaar worden gezet. Ongeveer 15 mannetjes houden zich met de positionering van het instrument bezig en komen dan in een dichte kring om mij heen staan als ik op het laatst nog wat wil spelen. Het publiek komt binnen, verder inspelen is er niet bij. Het concert blijkt besloten, alleen genodigden van sponsor Philips zijn welkom. De directeur van de vestiging in Bangalore is een Nederlander. Het gesprek komt op de 270 doden die de laatste dagen bij diverse ongelukken als gevolg van de overstromingen zijn gevallen. “Ach, er zijn er nog altijd een miljard....” is de prettige relativering van de topman. Een dame leest nu woordelijk onze c.v.’s voor, waar niemand naar lijkt te luisteren. Cocktails en bijbehorende conversatie zijn voor de meesten interessanter. Een programma heeft men niet gemaakt en zo kunnen we proberen door kleine toelichtingen enig kontakt met ons publiek te krijgen. En zowaar wordt de muziek, en vooral het stuk van Ganesh, gewaardeerd. Het eten na het concert is overweldigend heerlijk. De chauffeur staat al een uur op ons te wachten en 200 meter verderop begint gelukkig het echte India weer.
27 november
Het is zondagmorgen en we hebben ruim baan naar het vliegveld. De beveiliging daar is - na de recente bomaanslag in Delhi - uitvoerig, zij het niet erg effectief. Als we Chennai (het oude Madras) naderen zien we grote stukken ondergelopen land. De overstromingen in dit gebied zijn de grootste van de afgelopen 65 jaar.
Op het vliegveld wacht een stralende Ganesh ons op, een brede, kalende dertiger, geflankeerd door twee minstens even gul lachende dames, van wie een zijn partner Georgina is. Voor we het weten staan we op de foto met bloemstukken in de hand. Het gezelschap heeft zich voorgenomen de komende dagen nauwkeurig te archiveren.
Aan de lunch kom ik wat meer over Ganesh te weten. Het stuk, dat hij voor ons heeft geschreven, was zijn eerste werk voor westerse musici. Zijn geld verdient hij met het schrijven van film- en reclamemuziek. Hij heeft een graad van Trinity College in London, maar die heeft hij hier verworven. Regelmatig komen examinatoren vanuit London naar India om dit mogelijk te maken. Ganesh rijdt ons naar de concertzaal, die zich bevindt in een 150 jaar oude villa, in de Britse tijd de residentie van de Indiase koningin (heel slim:beperkt zelfbestuur geven, maar zelf de touwtjes in handen houden). Deze lokatie blijkt een geliefde ontmoetingsplaats van trendy, jonge Indiërs, die hier ook modieuze kleding kunnen kopen en extreem lekkere koffie kunnen drinken, een zeldzame gelegenheid in dit theeland. Trots presenteert de stemmer een kleine Yamahavleugel, die ik als eerste zal bespelen. Ons concert zal de ‘curtain riser’ zijn van ‘the Other Festival’. Devika, een energieke vijftiger, heeft daar de artistieke leiding van. Om ons heen staat een imposant aantal mannen, die zich dolgraag verdienstelijk willen maken, hetgeen maar zeer beperkt mogelijk is (een blaadje oprapen, de pianostoel aanschuiven). We spelen Ganesh’ stuk voor hem en zijn ‘master’, zijn voormalig gitaardocent aan wie hij ‘alles te danken heeft’. De leraar-leerling relatie tussen hen blijkt onveranderd, het is ‘master’ vóór en ‘master’ na. We werken vooral aan de timing van Ganesh’ stuk. Gelukkig hoeft onze interpretatie niet radikaal anders. De componist is opgetogen.
We drinken koffie met de oude stemmer, die verhaalt van vroeger.
Terug bij het hotel geniet ik zelfs van een wandeling tussen de uitlaatgassen. Al twee dagen lang zit ik vrijwel alleen in vliegtuig, taxi, hotel en concertzaal en eindelijk loop ik gewoon op straat (letterlijk, want als er al trottoirs zijn, nodigen de vele putten er niet toe uit er gebruik van te maken).
‘s Avonds is het afgeladen vol in de villa. Bij gebrek aan een kleedkamer bereiden we ons voor in de winkel, tussen het katoen en de zijde. We kunnen onze speelplek (een podium is er niet) nauwelijks bereiken door de drukte. Ook buiten zitten veel mensen te luisteren. De fans brommen vrolijk, mobieltjes gaan af, kikkers en krekels hebben hun eigen concert en mensen converseren bij de muziek, maar de sfeer is heel wat gezelliger dan gisteren. Bij de stukken met losse blaadjes moeten de fans uit om wegwaaiende muziek te voorkomen en het wordt pittig warm. Het stuk van Ganesh krijgt een warm applaus en onze stralende vriend krijgt alle égards van het publiek.
Er is van deze dag een uitvoerig draaiboek gemaakt en dit vermeldt na het concert een bezoek aan Ganesh’ studio. Hier worden we opgewacht door een complete filmploeg. Schelle lampen worden ontstoken, we worden behangen met bloemen, gezegend met een soort kamferwater en worden met kleurstoffen gedept in onze nek. Alle rituelen, onze reacties en bewegingen worden minitieus vastgelegd. In een ijskoude luchtstroom uit de airco horen we een aantal van Ganesh’ composities met als hoogtepunt zijn muziek bij de film ‘The 9 lives of Mara’. De macabere muziek volgt nauwkeurig de diverse gruwelijke handelingen op het doek en onze eetlust kent geen grenzen meer. Deze wordt gelukkig bevredigd in het duurste hotel van Chennai. We hebben medelijden met Ganesh, die voor de gigantische dis met evenveel obers als gasten waarschijnlijk een vermogen heeft moeten neertellen. Het aanschuiven aan tafel, de toespraken en de maaltijd zelf worden ook weer in detail vastgelegd op foto en film. Dit lijkt het belangrijkste onderdeel van de maaltijd, die zelf voornamelijk staande en in hoog tempo wordt gebruikt. Er worden nog cadeaus aangeboden, ik moet wel een kleine tegenspeech houden, iedereen uit zijn tevredenheid en er moet een complete Bollywoodfilm van deze avond te produceren zijn.
28 november
Terwijl we ‘s morgens vroeg op het dak van het hotel, boven het straatlawaai, baantjes trekken in het zwembad worden we zowaar vergast op een Schubert strijkkwartet en op Ravels ‘Pavane’. Uiteraard zit hier een westerse hand achter.
Een piano blijkt zo gauw nergens in Chennai (6 miljoen inwoners) te vinden, dus geef ik me maar over aan de drukte op de Pondy Bazar. Bedelende kinderen zijn onvermijdelijk, gelukkig kunnen we ook nog lol met ze maken. We weten wel, dat er misdaadsyndicaten zijn, die bedelaartjes voor zich laten werken en dat ouders soms hun kinderen verminken om ze betere kansen op de bedelmarkt te geven. Maar je onttrekken aan het bedelen is eigenlijk onmogelijk. De problemen van India zijn op zo’n markt pijnlijk zichtbaar. Ganesh vertelt, dat iedereen stemrecht heeft, maar uiteraard zijn arme kiezers eenvoudig te manipuleren. De machthebbers lijken er ook belang bij te hebben om geen verplicht onderwijs voor iedereen in te voeren en de status quo op tal van punten te handhaven.
Onontkoombaar is een hernieuwd bezoek aan de studio van Ganesh. Dit keer luisteren we vooral naar zijn songs, waar Georgina veelal de tekst voor schreef, zoals voor ‘Please, don’t tell me you don’t love me’. Als we klappen belt de componist direct de zanger in Delhi op en duwt mij de hoorn in de hand: here is a famous pianist from Holland, he wants to tell you how he liked your song....De zanger wil weten of er afzetmogelijkheden in Amerika voor hem zijn.
Met Ganesh, Georgina en Devika lunchen we gelukkig tussen de Indiërs. Ter verwelkoming geef ik Devika een zoen.’You can be arrested for that!’, reageert ze verschrikt. Aan de lunch vertelt ze over de rel, die ontstond toen een prominente Indiase actrice (Bollywood rolmodel) in de media opriep tot ‘safe premarital sex’.
Ganesh en Georgina rijden ons nog, voor ons vertrek, langs het brede strand van Chennai, nu weer een vredige vlakte, waar bijna een jaar geleden de tsunami heeft huisgehouden. Op het vliegveld geven we onze bloemstukken aan twee grondstewardessen en een paar uur later in Mumbai (Bombay) rolt als beloning onze bagage met priority-label als eerste van de band. Een aardige dame van het NCPA (National Centre for the Performing Arts) haalt ons af. Ze is een Parsi, stamt dus af van de Perzen, die in de achtste eeuw de Islam in Iran ontvluchtten. De Parsi’s hebben een specifieke religie (Zoroastrisme), vormen een gesloten gemeenschap en spelen een belangrijke rol in het Indiase culturele leven. Onze dame zat met dirigent Zubin Metha, ook een Parsi, in Mumbai op school. Een andere beroemde Parsi is Tata: hij liet het theater bouwen, waar we morgen zullen spelen alsmede het beroemde Taj Mahalhotel in deze stad, nadat hem de toegang tot een luxe Brits hotel was geweigerd. We leren de Parsi’s herkennen en zullen ze nog veelvuldig op tournee tegenkomen.
Van grote afstand vallen de lichten van het grote cricketstadion op: India speelt vanavond de beslissende wedstrijd, waar op de Cricket Club of India massaal naar wordt gekeken. We logeren op deze exclusieve club en bevinden ons daar in een koloniale sfeer, die suggereert dat Britain nog immer de waves zou rulen. Op de kamer werken we ons door een indrukwekkende lijst met gedragsregels heen.
Bij een wandeling langs de Marine Drive, ‘s avonds laat, zijn de talrijke bedelkinderen een niet te vermijden accesoire. Gelukkig zijn ze ook hier meestal vrolijk en als een aantal, al wandelend over de boulevard, onze handen pakt lijken Cara en ik tijdelijk een aantal adoptiekinderen te hebben.
29 november
Moe van het gereis en nog steeds pijn in m’n linkerhand, waar ik op viel toen ik de middag voor vertrek nog zo nodig met mijn zoontje moest voetballen. De koffie aan het ontbijt doet gelukkig wonderen. Op het cricketveld, waar we vanaf het terras op uitkijken, wordt getraind in smetteloos witte pakken.
De ochtend brengen we verder door in de concertzaal, de eerste ‘echte’ van de tournee, met een mooie Gotrian Steinweg vleugel. Impresario op afstand Jos Langens, die drie van onze zeven concerten geregeld heeft, belt heel attent vanuit Hanoi naar het Theater om te informeren of alles goed loopt. We werken vandaag veel aan timing, die we soms verschillend voelen. Uiteindelijk vinden we altijd wel een manier, die ons beiden bevredigt en op het concert, zo leert de ervaring, gaat het toch altijd weer anders.
‘s Middags verkennen Cara en ik een stukje van Bombay. Mannen hangen langs de boulevard, spelen een dobbelspel op de grond. Aan Chowpatty Beach wordt gewoond, gewassen en gehandeld. In de verte ligt de skyline van het moderne Bombay, dat trouwens evenveel inwoners telt als heel Nederland. In een gammele taxi met schele chauffeur gaan we naar Mangaldis Market. Het is een hele tour om hem duidelijk te maken, dat we naar die markt willen en als het gesprek ook maar even op een andere lokatie in de stad komt denkt hij onmiddellijk dat we daar dan heen willen. Binnen de marktpoorten is een zeer levendige handel, kooplieden zitten op de grond of op hun koopwaar en overal zijn wij een kapitaalkrachtig doelwit. Cara blijft als eenzaam doelwit achter, want ik wil me nu gaan voorbereiden op het concert dat over een paar uur begint.
Bij aankomst in de zaal is de stemmer net klaar. Hij blijkt mijn pianotechnicus André Oorebeek goed te kennen, het moet niet veel gekker worden! Het publiek, waaronder opvallend veel Parsi’s, pikt alles prima op. Bombay is echt India’s cultuurhoofdstad en mensen lijken hier geen moeite met ons repertoire te hebben. Wel slaken enige oudere dames een zucht van herkenning als we als toegift nog een deeltje Bach spelen. Na het concert gaan we uit eten met de Consul Generaal, de Consul en diens Indiase vrouw, die Nederlands spreekt met een charmant Maxima-accent. Er blijkt Indiase wijn te bestaan, die ook Frans had kunnen zijn. Om 1:30 u bellen we nog met onze kinderen en daarna dwing ik mezelf nog om mijn dagboek bij te werken. Er valt veel te onthouden.
30 november
Op tijd aan het ontbijt, want we vertrekken al vroeg naar Pune. We vallen midden in de hectische spits. Alle verkeershandelingen zijn op het randje en helaas heeft onze chauffeur geen echt relaxte rijstijl. Als we tussen de slums doorrijden (de grootste van Zuid-Oost Azië) rijdt hij bijna twee kinderen aan. Na een uur begint de expressway naar Pune. Borden langs de weg proberen de Indiase weggebruiker te motiveren om riemen te dragen, afstand te houden en de verkeersregels te respecteren. Aan onze chauffeur is dit sowieso al niet besteed, want we hebben ontdekt dat hij niet kan lezen. Regelmatig moeten we hem de richting naar Pune wijzen, als hij die al niet door het open raam bij hoge snelheid aan een collegachuaffeur heeft gevraagd. We rijden door een uitgestrekte vlakte met af en toe daarin een dorpje, een rank heiligdommetje als enig landmark. Als onze bestuurder vreemd met zijn hoofd begint te draaien bieden we hem langs de weg een grote, stimulerende Cola aan. Daarop haalt hij Pune zonder kleerscheuren maarIhij blijkt er heg noch steg te kennen en komt eerst na herhaald aandringen van onze kant op het idee eens naar de ligging van ons hotel te vragen. Daar wacht Jehangir ons op, Parsi en bestuurslid van de ‘Poona Music Society’. Deze overhandigt ons een prachtige map met een dagindeling, krantenknipsels over ons concert en het programma. Kijk,dat is nu een overzichtelijke aankomst. Op weg naar de lunch komen we de eerste sinjassins tegen. Bijna 15 jaar na de dood van Baghwan draait het bedrijf hier nog op volle toeren.
De Poona Music Society van Jehangir en zijn vrouw Benaifer verzorgt hier de westerse muziek. De Indiase regering subsidieert hen niet, integendeel: de overheid ziet hun club als een bedreiging voor de eigen, traditionele muziek! Na de lunch gaan we naar de school, waar het concert zal plaatsvinden. De stemmer daar is de vader van die van gisteren in Mumbai. Een botte persfotograaf wil een hele fotosessie, die hij zeer dwingend regisseert. Als hij voor de zoveelste keer mobiel wordt gebeld en nonchalant met één hand blijft doorwerken houden we het voor gezien. We repeteren liever Mozarts Sonate K.13, die hij op achtjarige leeftijd schreef en die we op verzoek hier spelen.
We zijn hier te kort....op de kamer kan ik nog dagboek schrijven en wat uitrusten en dan is het al tijd voor het concert, dat, zoals gebruikelijk is hier, al om 19:00 begint. De zaal is lekker gevuld o.a. weer met de onvermijdelijk ‘kakatoes’, de vriendelijke, grijze dames in stijve jurken, die volmaakt Oxford english uitbrengen. In de pauze komen twee tweelingbroers ons opzoeken in de kleedkamer, Shailesh en Nilesh - respectievelijk violist en fluitist. Shailesh biedt Eleonore een zelfgemaakt houten fluitje aan, dat hij zelf eerst in trance bespeelt, virtuoos en met prachtig golvende melodische lijnen. Het stuk van Ganesh valt hier ook weer goed. Mensen reageren hier in Pune tot nu toe het meest enthousiast.
We eten met zo’n beetje de hele Poona Music Society. Voordat we nog net 5 uurtjes kunnen slapen moeten er nog wat financiële onduidelijkheden worden weggenomen. Altijd een precair probleem, dat gelukkig met het nodige wederzijdse begrip en met veel beleefdheden en verontschuldigingen wordt opgelost.
1 december
Voor zes uur in de ochtend rijden we al door donker Pune,waar de eerste handelaren al hun koopwaar uitstallen. We moeten in Mumbai onze vlucht naar Calcutta halen. Onze nieuwe chauffeur leek rustig, maar eenmaal op de expressway komt het beest in hem los. Alle auto’s op zijn baan worden onder aanhoudend getoeter weggedrukt. Zelfs in de bergen (waar we nog aapjes langs de weg zien) mindert hij nauwelijks vaart en ook terug in Mumbai rijdt hij als een bezetene. We zijn wel mooi op tijd op het vliegveld.
In Calcutta (Kolkata) vallen meteen de handgetrokken rickshaws, de oude Ambassador Classic taxi’s en de ongelooflijk vervuilde lucht op, erger dan waar dan ook. Maar op het balkon van ons guesthouse, schuin tegenover de Calcutta School of Music voelt de lucht weer wat zuiverder aan. We zitten in West-Bengalen hier, met een aanzienlijke moslimgemeenschap, die harmonieus met de hindoemeerderheid schijnt samen te leven.
Op de muziekschool ontmoeten we Ms.Deb, de rustige, glimlachende ‘principal’ van de school. Ik bekijk de diverse vleugels, allemaal geschenken van buitenlandse clubs. Je kan hier zowel Indiase als westerse muziek studeren, op amateur- en professioneel niveau. Een van de medewerksters zou met ons op pad gaan, maar is zo druk bezig, dat we uiteindelijk maar zelf vertrekken. Met een taxi laten we ons naar de Kalitempel brengen. We worden blootsvoets rondgeleid en zijn getuige van middeleeuwse rituelen. Als we niet op het verzoek van de gids ingaan om onze handen in een vlam te houden en ook niet over straat naar een ander gedeelte van het tempelcomplex willen lopen hebben we het geheel verbruid. Van God moeten we de rondgang voltooien....Marktbezoek omringd door bedelaartjes, een rit in een taxi waar we bijkans worden uitgerookt, mensenmassa’s rond BBD Bagh, het centrale plein van de stad, en dan een koud biertje in het Peerless Hotel, een luxe enclave, door de ‘Lonely Planet’ getypeerd als ‘low in atmosphere’. De voorgaande uren compenseerden dat ruimschoots.
Natuurlijk kent de taxichauffeur de kleine straat van ons logeeradres niet. Nadat vriendelijke voorbijgangers ons ook niet hebben kunnen helpen, laten we ons afzetten bij het dichtsbijzijnde politiebureau. Daar zit een tiental agenten aan een tafel te hangen. In een heuse cel met tralies zitten twee gevangenen op de grond. Boven de tafel buigen meterslange planken flink door onder tot aan het plafond reikende stapels omkrullend papier, de administratie van ‘Police Office Shakespeare’ (genoemd naar de straat waarin het bureau zich bevindt). In de taxi, die een bereidwillige agent voor ons aanhoudt, legt de chauffeur na enkele minuten rijden een kleurige doek over de meter. Bij verwijdering daarvan aan het einde van de rit blijkt de ritprijs aanzienlijk gestegen. Als ik gewoon 50 Roepies geef, protesteert onze bestuurder niet.
Na het eten met onze gastvrouw Mini spelen Eleonore en ik een Bachsonate voor haar op een jengelende, merkloze vleugel in de huiskamer, waar zeker een derde van de toetsen geen geluid meer produceert. Mini is evengoed verrukt en is op slag gevallen voor de barok.
2 december
Cara moet zich vroeg op de muziekschool melden om vandaaruit een school te bezoeken. Ik ga mee en zoek een ruimte om te studeren. Onder mij repeteert het Calcutta Chamber Orchestra. De musici zijn ooit als weeskinderen, die bij de Franciscanen opgroeiden, uitgenodigd om in dit orkest plaats te nemen. Hun opleiding en instrument worden betaald door de muziekschool, die ook optredens voor de musici regelt. Zo’n 20 strijkers plus dirigent werken zich onder tropische omstandigheden door ‘Jingle Bells’ en Christmas Carols heen. Er wordt een extra viool gehaald voor Cara, die gastvrij als tijdelijk orkestlid verwelkomd wordt. Als Eleonore komt spelen wij een Schubertsonate voor het orkest en word ik uitgenodigd om Beethovens eerste pianoconcert, dat zij voor een volgend concert aan het instuderen zijn, met hen door te spelen. Eleonore slaat voor me om en samen zingen we er, bij gebrek aan blazers in het orkest, de blazerspartijen bij. Iedereen heeft er plezier in en het is vreemd te bedenken, dat er maar weinig musici in India zullen rondlopen die dit repertoire überhaupt spelen. De westerse muziek is hier veel en veel minder doorgedrongen dan in b.v. Japan, China en Korea. Waarschijnlijk wordt er in die landen veel meer gekopieerd dan in India. De dirigent is van huis uit violist en speelt met mij dezelfde Schubertsonate op de viool van een van de orkestleden.
Een paar uur vrij voor wandelen, lezen, lunchen en wat rommelen op de spijkerkist in het guesthouse. Vanavond concert, maar Calcutta lokt en met Cara ga ik de stad in. In het Mandirpark wordr cricket gespeeld. We lopen langs de Hougly River, die de stad in tweeën deelt. Bij een aftands treinstation beschildert een vrouw op de grond haar zoontje. Cara kiest haar uit om een verrassingspakket aan te geven en binnen de kortste keren volgen tientallen kinderen nieuwsgierig het uitpakproces. We zijn rijke buitenlanders en accepteren het maar.
Op het concert bespeel ik een imposante Bösendorfer, die gelukkig een milde toon heeft. We spelen ons programma al weer voor de zevende keer op deze tournee (met kleine variaties). In een praatje wijs ik op het verschil tussen de westerse muziek, die je overwegend lineair zou kunnen noemen tegenover de oosterse, die eerder een circulair verloop heeft. ‘Bemoeilijkt die lineaire schrijfwijze niet de communicatie met het publiek?’, wil een journalist van de Indian Times na afloop weten. In de westerse muziek gaan de ontwikkelingen razend snel terwijl je in het oosten periodiek bij je gehoor terugkomt. Een zinnige vraag. Inderdaad moet een luisteraar naar een klassiek, westers stuk bereid zijn mee te leven met de verschillende, polaire karakters in b.v.een sonate en de confrontaties daartussen te volgen. De discussie komt net goed op gang, als we worden gemaand nu echt mee naar het restaurant te gaan om daar nog voor sluitingstijd binnen te zijn.
Daar aangekomen moeten we echter zeker een uur borrelpraat bedrijven voor we aan tafel gaan. Ms.Deb van de muziekschool, die we graag hadden willen spreken, ontbreekt. De hiërarchie schrijft hier kennelijk voor, dat de leden van het bestuur dit soort etentjes toekomt en niet de mensen, die de muziek werkelijk een warm hart toedragen. We dineren in de Bengali club, weer zo’n chique gelegenheid, waar de serviliteit van het personeel genant is. Het bestuur hengelt naar een toezegging van onze kant om hun kamerorkest financieel te ondersteunen. We komen met concrete suggesties om fondsen te werven, maar onze vragen worden niet altijd even duidelijk beantwoord. Is het geven van geld om jonge mensen hier westerse muziek te kunnen laten spelen nu trouwens werkelijk een prioriteitskwestie? We hebben twijfels, er moeten hier urgentere projekten zijn.
3 december
De dag begint met doordringende blaasmuziek: voor het huis tovert een snakecharmer cobra’s en andere slangen uit jute zakken. Mini heeft geregeld, dat Cara en ik vanmorgen de ‘Future Hope’ school kunnen bezoeken. De kinderen, die er intern verblijven, komen uit de slums en zijn door een Brits-Nederlands echtpaar ‘s nachts van het station gehaald, waar hen de mogelijkheid van een woonplek en onderwijs werd geboden. Enthousiaste kinderen leiden ons meteen rond. In de speelruimte boven staat een klein orgeltje met een omvang van krap twee octaven. Terwijl een van de kinderen voor de luchttoevoer zorgt speel ik wat liedjes voor ze. De kinderen zingen op hun beurt songs uit de musical ‘Oliver Twist’, die ze hier onlangs hebben opgevoerd. We worden bij de hand genomen en naar de ‘Artclass’ gebracht. Cara laat kindertekeningen uit Nederland zien en vertelt erover. Daarna tekenen de kinderen heel geconcentreerd hùn wereld. Deze school annex opvanghuis lijkt ons een beter doel om geld voor te genereren dan het orkest van gisteren. Bokil, een jongetje van 11, zijn gezicht vol littekens van brandwonden, brengt ons naar de straat voor een taxi. ‘s Middags doen we nog inkopen. Overal worden we als buitenlanders voorgelaten, zo ook in de CD winkel, waar de hele clientèle moet meeluisteren als we muziek willen horen van Kishori Amonkar, klassiek Indiaas zangeres, en van fluitist Haripriasad Chaurasia. Waarom bestaat het overgrote deel van de westerse populaire muziek toch uit brokjes van zo’n 3 à 4 minuten? Natuurlijk, in het 78-toerentijdperk was er op een plaatkant gewoon niet meer tijd beschikbaar, maar die factor speelt allang niet meer. In de Indiase muziek is zoveel meer ruimte en rust om klank en kleur te ondergaan! Concerten kunnen hier, net als cricketwedstrijden, soms een hele dag duren.
Afscheid van Calcutta, van de middeleeuwse chaos, maar ook van de kleurenpracht en van het leven op straat. ‘Never a dull moment’ hier. Om elf uur ‘s avonds komen we in Delhi aan. Twee en een half uur zou genoeg moeten zijn om onze aansluitende KLM-vlucht naar Amsterdam te halen. Maar trage bustochten over het vliegveld, securitychecks en lange rijen, waar nauwelijks beweging in zit, zorgen er toch nog voor, dat we te laat voor het inchecken zijn. De counter sluit, het personeel vertrekt. Cara begint alvast Sinterklaasgedichten te schrijven. Om half vier ‘s nachts kunnen we op een vlucht naar Londen geplaatst worden. ‘Carry on, move on....’, snauwt een bitchy vrouw by de security in Londen. We ontbijten voor een gemiddeld maandinkomen in India. Het regent. We willen terug.
Marcel Worms, december 2005